Ik ben geboren in Bergen, Noorwegen of in Nijmegen, Nederland – daarover verschillen de meningen. Op de lagere school sloegen sommige jongens terug als de onderwijzer een tik uitdeelde, maar ik was te iel om voor vechtjas te spelen. Op het schoolplein speelde ik voor slangenmens, tot de grote jongens er genoeg van kregen.
Of urenlang in een donkere kast zitten. Etalages maken op zondagochtend. Waar was ik? Volgens mijn moeder wilde ik paus worden. Spiritueel en toch de bovenliggende partij zijn. Op het internaat de bende van de drie Hansen, die alles deden wat niet mocht. Thrill and pleasure seekers die maar beter konden vertrekken.
En dan was daar Bokhoven, de tiran die mijn schoolparlement de grond in boorde. Nee, ik heb veel geleerd op school. De rest is geschiedenis.
Amsterdam, avondgym, wijsbegeerte, theaterwetenschap. Spelen, kijken, lezen. Kroegen en leven op de rug van een tijger. Relatieleed en vriend(in)en voor het leven. Wakker worden na het bal demasqué. Hoe ben ik toen in godsnaam hier beland? Met een vrouw en twee dochters? Een Friese allochtoon. Hoeveel donkere zalen zijn er gepasseerd? Repetitieruimtes met koude koffie? Beduimelde manuscripten? Gepassioneerde gesprekken over het leven op en voor het toneel? En dan het wroetten in fantasie, de strijd tegen wit papier, de stille smaak van mensen die iets doen wat jij bedacht. Dat had wel wat. En nog trouwens, wat moet je anders? Morgen is ook geschiedenis.